GELUIDSFRAGMENTEN

Luister alles

...

Fragment 6: Introductie

Introductie van de tweede radio-dag door Marjolein Frijling en DJ Jimi Zoet.​

Fragment 7: Een dialoog

Tobias Kokkelmans en Fanne Boland zijn het oneens. Wat hebben we echt nodig: volledige transparantie of levendige achterkamertjes-politiek? Meer... 

Fragment 8: Daggast Annemie Vanackere

Daggast Annemie Vanackere (intendant van HAU in Berlijn) in gesprek met Mark TimmerMeer...

Fragment 9: Column van Floris Solleveld

Floris Solleveld (filosoof) zorgt voor enkele onverwachte en kritische noten in de kantlijn.

Fragment 10 & 11:  In de coulissen (van de macht)

Tobias Kokkelmans en Fanne Boland spreken met ​George Lawson, ​Constant Meijers, Benien van Berkel, Vincent Rietveld en Floris Solleveld.​ Meer...

Fragment 12​: Column van Benien van Berkel

Benien van Berkel (historicus en managing director ICK Amsterdam) schetst de macht in het theaterveld. Meer...

Fragment 6: Introductie door Marjolein Frijling en Dj Jimi Zoet

Fragment 7: Een dialoog tussen Tobias Kokkelmans en Fanne Boland

In de coulissen van de macht
​Een dialoog waarin Fanne Boland en Tobias Kokkelmans hun woede en verwarring uitspreken. ​​​

Opening van de tweede uitzending van Radio Futura op 12 september 2014.

Halverwege de vierjarige subsidieperiode draait de geruchtenmachine op volle toeren; die wordt dáár artistiek leider, dát gezelschap sneuvelt volgend kunstenplan. Alles wat gezegd wordt ‘is van horen zeggen’, maar nergens worden deze zaken openlijk besproken en het is volkomen onduidelijk wie waarover iets te vertellen heeft en hoe zaken geregeld zijn. Hoe verhouden het formele en het informele overleg zich tot elkaar en wat is ieders verantwoordelijkheid daarin? Waar ligt de macht in de theatersector? Om antwoorden te vinden maakten en presenteren Fanne Boland en Tobias Kokkelmans het programma In de coulissen van de macht. Het programma opent met een dialoog waarin Fanne Boland en Tobias Kokkelmans hun woede en verwarring uitspreken.

Tobias Kokkelmans: In Tegen verkiezingen schrijft David Van Reybrouck dat machteloosheid het codewoord is van deze tijd. Hij zegt: ‘Iedereen kijkt neer op de puinhopen onder zich en blikt vervolgens omhoog, niet langer met hoop en vertrouwen, maar met wanhoop en woede. Macht vandaag: een ladder vol vloekenden.’[1] Ik herken me volledig in dit beeld als ik denk aan de theatersector.

Fanne Boland: Ik word kwaad als het over het huidige theaterbestel gaat. Waarom? Is dat machteloosheid? We groeiden op in een cultureel klimaat dat uitgesproken democratisch was: gespreid, divers, veelvormig. De afgelopen jaren zien we een theaterbeleid ontstaan dat steeds aristocratischer vormen aanneemt. De grootste topinstituties in de Basisinfrastructuur[2] varen steeds monopolistischer koers. De democratisering van het kunstenveld wordt teruggedraaid naar het tijdperk van vóór Aktie Tomaat.[3] Denk jij dat dat de schuld is van de bezuinigingen?

Tobias Kokkelmans: Nee, absoluut niet. Het is al veel langer aan de hand. Denk bijvoorbeeld maar eens aan de nota Verschil Maken van Medy van Der Laan, de officiële geboorte van de basisinfrastructuur.[4] En stemmen die zeiden: stop de versnippering, overproductie en toestroom van talentloosheid. De bezuinigingen zijn niet de oorzaak van deze aristocratisering, maar wél de katalysator.

Fanne Boland: Ken je ook dat hardnekkige gerucht dat er een gezelschap ˗ of zelfs meerdere ˗ uit de BIS moeten verdwijnen, zodat het marktaandeel en de slagkracht van de overige groter wordt? Niemand durft het vooralsnog hardop te zeggen, maar fluisterend in de wandelgangen wel.

Tobias Kokkelmans: Achter de officiële beleidsvorming lijkt een machtsmonopolie te schuilen, een ‘old boys club’ die alles al beklonken heeft, lang voordat de discussie sectorbreed gevoerd wordt. Ons wantrouwen wordt gevoed doordat de beleidsstructuur niet alleen een zichtbare kant kent, maar ook een onzichtbare, informele kant. Een schaduwkant.

Fanne Boland: Informele machtsmonopolies in het theaterveld zijn niet nieuw. Het netwerk is klein en de lijntjes zijn kort; machtsposities worden lange tijd bekleed door dezelfde personen en vaak gecombineerd met allerlei nevenfuncties. Er zijn heel wat spelers in het veld met misschien wel iets teveel ‘petten’ op.

Tobias Kokkelmans: Vandaar de hamvraag: Waar ligt de macht in ons theaterveld nu echt? Wat is de verdeling van de macht over het formele circuit enerzijds; een door de overheid georganiseerde infrastructuur en bijbehorend systeem van ministerie, adviesinstellingen als de Raad voor Cultuur en het informele circuit anderzijds; de ‘wandelgangen’ van het theaterveld, alles wat bekokstoofd wordt in theaterfoyers en -cafés, bij etentjes en in whatsappgroepjes.

Fanne Boland: En: Hoe krijgen we weer vertrouwen, niet alleen in ‘de gevestigde orde’ maar ook in onszelf en ‘de macht van de marge’? Wat is ieders verantwoordelijkheid binnen of ten opzichte van de formele en informele macht?

Tobias Kokkelmans: Plaats jij jezelf nu in de marge? Jij bent net begonnen als dramaturg van Toneelgroep Oostpool, je zit midden in dat comfortabele centrum, pas maar op dat je niet gecensureerd wordt.

Fanne Boland: Jíj bent dramaturg bij Wunderbaum, hoe lang kunnen jullie nog doen alsof je een onschuldig aanstormend marginaal groepje bent? Jullie zitten tot je nek in dat Rotterdamse theatercircuit. Om van jouw batterij lidmaatschappen van theaterjury’s maar te zwijgen.

Tobias Kokkelmans: En zo houden we elkaar allemaal in een patstelling. Misschien moeten we actie ondernemen tegen de onzichtbare netwerken. Ja, meer transparantie. Maak zichtbaar wat onzichtbaar is, desnoods door klokkenluiders. Wiki-leaks! Theater-leaks!

Fanne Boland: Je kunt die informele macht uit de achterkamertjes helemaal niet uitbannen, Tobias. De roep om transparantie draagt daar niets aan bij. Integendeel, zelfs. Hoe meer je zichtbaar maakt, hoe duisterder de overgebleven onzichtbare plekjes worden. De filosoof Byung Chul Han zegt het zo: ‘Transparant worden de dingen als ze hun eigenheid verliezen en alleen nog in prijs worden uitgedrukt. Het geld, dat immers alles met alles vergelijkbaar maakt, schaft al het onvergelijkelijk eigene van de dingen af. De transparante samenleving is een hel van het gelijke.’

Tobias Kokkelmans: Heb jij dan een beter idee om dat op te lossen?

Fanne Boland: We moeten accepteren dat die informele macht altijd zal bestaan. We moeten het machtsspel niet opheffen, maar benoemen, in kaart brengen. Macht is een taboe: als je je eigen macht niet erkent maakt dat de discussie totaal onzuiver. Als we dat snappen zijn we al zoveel verder. Inzicht leidt tot verantwoordelijkheid. Ik merk dat ik op een punt ben aanbeland waarop ik niks anders kan dan me uitspreken, dan kleur bekennen. Ik wil dat anderen dat ook gaan doen: kleur bekennen.

Fanne Boland is dramaturg van Oostpool, coördineert de duale Master Dramaturgie aan de UvA en is promovendus Theaterwetenschap.

Tobias Kokkelmans is dramaturg van theatercollectief Wunderbaum en de Rotterdamse Operadagen en schrijft voor diverse kunstvakbladen.


[1]Van Reybrouck, David, Tegen verkiezingen, De Bezige Bij, 2013, p.19.

[2]De Basisinfrastructuur (BIS) bestaat sinds 2009 uit alle rechtstreeks door het rijk gesubsidieerde instellingen. Die instellingen worden telkens voor een periode van vier jaar gesubsidieerd, op basis van een advies van de Raad voor Cultuur, het onafhankelijke adviesorgaan van de Rijksoverheid voor alle zaken die betrekking hebben op kunst, cultuur en media. Vanaf 2013 is het aantal instellingen in de BIS gehalveerd ten opzichte van de voorgaande periode.

[3]Aktie Tomaat (1969) markeert een omslagpunt in het Nederlands theaterbeleid. Voor Aktie Tomaat werd het theaterlandschap gedomineerd door een paar grote repertoiregezelschappen. Na Aktie Tomaat vormt zich een divers landschap, waarin kleinschalig theater met een duidelijke artistieke handtekening de overhand heeft.

[4]In de nota Verschil maken (2005) schetste toenmalig staatssecretaris van cultuur Medy van der Laan voor het eerst de contouren van de latere basisinfrastructuur.

Fragment 8: Daggast Annemie Vanackere

Daggast Annemie Vanackere (intendant van HAU in Berlijn) in gesprek met Mark Timmer. Hoe kunnen we de Duitse Freie Szene vergelijken met de nabije toekomst van het vlakke vloer theater in Nederland? Over Zwangsoptimismus, veerkracht, reframing en liefde.

Fragment 9: Column van Floris Solleveld

Fragment 10: RONDE 1 

Tobias Kokkelmans en Fanne Boland leggen in diverse ronden het vuur na aan de schenen van George Lawson (voorm. directeur Fonds Podiumkunsten), Constant Meijers (journalist) Benien van Berkel (historicus en managing director ICK Amsterdam), theatermaker Vincent Rietveld en Floris Solleveld (filosoof). Halverwege de vierjarige subsidieperiode beginnen de contouren voor de volgende op te doemen. Voor de schermen, maar ook erachter. Het gonst in de wandelgangen. Maar waar ligt de macht in de theatersector? Hoe verhouden het formele en informele overleg zich tot elkaar? Wat kunnen we te weten komen over de onzichtbare machtsstructuren? Hoe schadelijk, of juist hoe belangrijk zijn ze? En wat is ieders verantwoordelijkheid daarbij?

Fragment 11: RONDE 2

Tobias Kokkelmans en Fanne Boland leggen in diverse ronden het vuur na aan de schenen van George Lawson (voorm. directeur Fonds Podiumkunsten), Constant Meijers (journalist) Benien van Berkel (historicus en managing director ICK Amsterdam), theatermaker Vincent Rietveld en Floris Solleveld (filosoof).

DAGGAST ANNEMIE VANACKERE

Daggast Annemie Vanackere (intendant van HAU in Berlijn) in gesprek met Mark Timmer. Hoe kunnen we de Duitse Freie Szene vergelijken met de nabije toekomst van het vlakke vloer theater in Nederland? Over Zwangsoptimismus, veerkracht, reframing en liefde.

DAG 2: VRIJDAG 12 SEPTEMBER
​IN DE COULISSEN (VAN DE MACHT)

Daggast Annemie Vanackere

Fragment 12: Column Benien van Berkel

DE ERFENIS VAN ROTKAS

Benien van Berkel

Column uitgesproken door Benien van Berkel tijdens de tweede uitzending van Radio Futura op 12 september 2014.

‘Rotkar’ heette de man die midden in de Tweede Wereldoorlog de basis legde onder ons huidige kunststubsidiestelsel. Zo heette hij eigenlijk niet, hij heette namelijk Goedewaagen. ‘Rotkar’ was een beetje flauwe scheldnaam die hem door kunstenaars was gegeven. Goedewaagen was een NSB-er, die van de Duitsers de opdracht had gekregen om de Nederlandse kunsten in nazivorm te reorganiseren.

Kunst en overheid

Hoe zat het ook alweer met de verhouding tussen kunst en overheid in Nederland in de afgelopen eeuw? Tot 1940 was die problematisch: de kunsten waren afhankelijk van particulier initiatief en liefdadigheid. Er was geen stelsel van structurele overheidssubsidiering zoals we dat nu kennen. De vooroorlogse politiek vond, onder aanvoering van de liberale staatsman Thorbecke, dat ‘kunst geen regeringszaak’ was. Kunstenaars waren bohémiens, vrije vogels, van wie ook verwacht werd dat ze een tikje buitenmaatschappelijk waren.

In 1940 kregen we een Duits bezettingsbestuur. Goedewaagen, voor de oorlog een vooraanstaand filosoof en publicist, maar ook een overtuigd aanhanger van Hitler, werd als secretaris-generaal op het nieuwe Departement van Volksvoorlichting en Kunsten verantwoordelijk voor de kunst en cultuur. Zijn departement kreeg ook de pers en de propaganda. Goedewaagen kon vanuit de hoge positie van plaatsvervangend minister veel tot stand brengen. Hij brak met de vooroorlogse visie en vond dat de overheid wel degelijk een taak had in het cultuurbeleid. Hij wilde de kunsten een centrale plaats in de samenleving geven. Dus verhoogde hij de kunstbegroting van een kleine 200.000 gulden in 1940 naar tweeënhalf miljoen gulden in 1943. Het grootste deel daarvan was bestemd voor subsidies aan gezelschappen en orkesten, en voor sterk verhoogde salarissen en honoraria voor toneelspelers, musici, beeldend kunstenaars en schrijvers. Dit geld werd door vrijwel de hele kunstsector en door alle kunstenaars aangenomen.

Kultuurkamer

En dit was nog maar het begin van het ambitieuze rijkscultuurbeleid. Goedewaagens paradepaardje was de oprichting van de Kultuurkamer. Het ideaal van de Kultuurkamer was de zorg voor en het recht op bescherming van de kunstenaar, die immers de cultuur weer in het volk moest laten wortelen. De kunstenaars die zich aanmeldden bij de Kultuurkamer kregen een flinke verhoging van hun salarissen, en er kwamen vaste contracten en uitgebreide voorzieningen. Kortom, hun levensomstandigheden verbeterden aanzienlijk. En daar bleef het niet bij: Goedewaagen liet geen gelegenheid voorbijgaan om ook het maatschappelijk aanzien van de in die tijd laag in laag aanzien staande kunstenaars op te vijzelen. Kunstbeleid als disciplineringsmaatregel dus, waarbij de bohémiens van weleer werden opgevoed tot maatschappelijk aanvaardbare nationaal-socialisten. En hoewel alle niet-gekwalificeerde kunstenaars, oftewel de joodse collega’s, werden uitgesloten van lidmaatschap van de Kultuurkamer, sloten vrijwel alle Nederlandse kunstenaars zich aan. Wat, in het licht van die sterk verbeterde levensomstandigheden, misschien niet zo gek was als wij nu denken. ‘Erst kommt das Fressen, dann kommt die Moral’, had collega Brecht al ruim voor de oorlog gezegd.

Vadertje Staat & de eigen parochie

Die zogenaamde verzorgende en beschermende houding van de overheid tegenover de kunstenaars is behoorlijk denigrerend als je erover nadenkt. Maar het succes van de Kultuurkamer heeft laten zien dat de Nederlandse kunstenaars de zorg van Vadertje Staat dankbaar hebben aanvaard. Het systeem is in de loop van de decennia nog verder geformaliseerd, met een Raad van Cultuur sinds de jaren vijftig, een Cultuurnota met Kunstenplan sinds de jaren negentig, een nieuwe systematiek sinds 2009. Dat moet ook wel als je de budgetten halveert. Het ministerie van OCW liet trots weten dat ze de bemoeienis met de subsidiebesluiten vanaf 2010 meer zou overlaten aan de cultuursector zelf. In de praktijk betekent dat dat de politici zich nog meer kunnen verschuilen achter hun gebrek aan cultuurkennis. Ook de bureaucratie is er niet minder op geworden, integendeel. Lees de recente plannen van Bussemaker over talentontwikkeling en over de verbintenis van kunst met zorg en sport er maar op na. Onze bemoeienis is gewenst, inderdaad, met besluiten die al vast staan. Schijn dus?

Maar wacht eens even: dit keer wordt de systematiek, dat formele circuit zeg maar, door onszelf in stand gehouden. We hebben allemaal aan rondetafels met de minister mogen brainstormen en tijdens de Fonds-on-Tour voor eigen parochie gepreekt. Welke kunstenaar of cultuurmanager die zijn vak serieus neemt heeft nog nooit in een adviesraad of cultuurcommissie gezeten? Naar eer en geweten toetsen we er de subsidie-aanvragen van collega’s op hun maatschappelijke en economische waarde. Na de vergadering sms’en we de uitslag even door – ‘maar je hebt het niet van mij hoor!’. Dat laatste doen we dan in het informele circuit.

Natuurlijk is er een informeel circuit. Na het rondetafelgesprek praten we nog even na. Op de première nazit zijn we blij met de komst van de wethouder – en niet omdat we haar privé zo leuk vinden. En in het schouwburgcafé klampen we Melle op persoonlijke titel nog even aan.

Woede

Sinds 2009 zijn het formele en het informele circuit van ons subsidiesysteem door elkaar gaan lopen. Daar zijn we zelf voor verantwoordelijk. We lopen mee op het pad dat de overheid voor ons uitstippelt, maken ons haar jargon eigen en geven steeds weer antwoord op de existentiële vraag ‘waartoe de liefde?’[1]. We zijn culturele ondernemers geworden, tellen dagelijks de kas en ons publiek, en maken serieuze plannen voor theater als dagbesteding in het bejaardentehuis. Over wat ons werkelijk bezighoudt, over onze woede over die leiband van bedilzucht bijvoorbeeld, daarover houden we onze mond. Want in dit cultuurbeleid kan je bestaansrecht in het geding komen als je openlijk toegeeft dat jouw kunst geen meetbare maatschappelijke of economische betekenis heeft. Niet voor toeristen of ontspoorde jongeren is. Geen 100% voordekunst oplevert. Dus voeren we die discussie onder ons, informeel, bijna fluisterend. Is het dan gek dat ons ‘Fressen’ nog altijd voor de moraal uitgaat?

Benien van Berkel is historica en theatermarketeer. In 2012 promoveerde ze aan de Universiteit van Amsterdam op een proefschrift over de culturele erfenis van de oprichter van de Kultuurkamer, de nationaalsocialist Dr. Tobie Goedewaagen. Momenteel werkt ze als managing director bij ICKamsterdam, stadsgezelschap dans van Amsterdam. Ze deelt haar ervaring op het gebied van podiumkunstmarketing als lid van diverse besturen en adviescommissies.


[1] Vrij geciteerd naar een uitspraak van Annemie van Ackere in Radio Futura, 12 september 2014.

Tobias Kokkelmans: 
"Wacht effe... Jij pleit dus voor dat gekonkel achter de schermen?"