DE MOED VAN DE DESERTEUR

Het laconiek-geëngageerde theater van Joachim Robbrecht 

Terwijl wereldwijd het begin van de Eerste Wereldoorlog wordt herdacht, vraagt Joachim Robbrecht zich af: is de oorlog wel ooit geëindigd? Krijgsstrategieën worden tegenwoordig gebruikt in corporate business, marketing en politiek en oorlog loert in alle facetten van het leven. The Great Warmachine duikt in de oorlogseconomie waar we allemaal deel van uitmaken. Een gesprek over facebooksoldiers, poëtisch theater en warmbloedig cynisme. 

Door Bas van Peijpe

We vertellen elkaar graag heldere verhalen om de wereld te begrijpen: zo zit het en niet anders. Maar het zit altijd óók anders.’ Aan het woord is Joachim Robbrecht: regisseur, schrijver, toneelspeler. Vlaming, Rotterdammer, Europeaan. En bovenal: geëngageerd cynicus, een paradox die hij me straks zal uitleggen. 

Zotte zoektocht

Robbrecht kwam naar Nederland in de tijd dat hier naarstig gezocht werd naar een antwoord op de vraag: wie zijn wij eigenlijk? Op televisie roemde de minister-president de glorieuze VOC-mentaliteit en er moest een Nederlandse Historische Canon komen. Robbrecht maakte een drietal voorstellingen over deze ‘zotte zoektocht naar wortels’: IJS, Anne Frank: leeft en werkt en !V.O.C.!. ‘Ik wilde laten zien hoe gemakkelijk we de zaken versimpelen. Anne Frank is een icoon geworden. Door de manier waarop we herinneren en herdenken, verliezen we de echte, complexe geschiedenis uit het oog. Tegelijk wilde ik laten zien hoe die geschiedenis onbewust doorwerkt in het denken en dus wel degelijk een rol speelt.’ In IJS leidde dit tot een hilarische parade van clichés over de strijd tegen het water, het leven met de seizoenen en smeltende harten in de lente. In !V.O.C.!, gemaakt samen met De Warme Winkel, liet Robbrecht een reisgezelschap in 17e -eeuwse kledij stranden op een onbekende kust, converserend in even hoogdravende als nietszeggende zeemetaforen. 

‘Na !V.O.C!. wilde ik het thema vanuit een andere hoek benaderen. Hoe kijken buitenlanders naar de Nederlandse cultuur? En wat betekent het denken in termen van nationale identiteit voor de manier waarop je de Ander ziet?’. Voor Oh Polsko huurde Robbrecht twee Poolse seizoenarbeiders in. Niet om asperges te steken, maar om te spelen in een bewerking van De Meiden, het beroemde stuk over ongelijke (arbeids)relaties van Jean Genet. In dezelfde periode maakte hij een voorstelling met twee Japanse acteurs, een bewerking van de film Lost in Translation met de toepasselijk-onmogelijke titel Rosto in Turansureishon. Terwijl het tweetal als rechtgeaarde toeristen op zoek ging naar een typical Dutch experience, ervoer het publiek de vervreemding van een Japans gesproken voorstelling, vol mierzoete karaoke en andere Japanse clichés. 


‘Met poëzie kan je vorm geven aan alles wat niet direct in een hokje past.’ 


‘Ik zoek altijd naar een poëtische manier om maatschappelijke en politieke thema’s te benaderen. Met poëzie kan je vorm geven aan alles wat niet direct in een hokje past. Je kan verschillende perspectieven naast elkaar zetten en ruimte maken voor meer dan één waarheid. Die Polen bijvoorbeeld, zijn dat nou seizoenarbeiders die de rol van acteur spelen, of andersom? Daar kom je als toeschouwer niet achter en dat veroorzaakt een ambiguïteit die interessant is.’ 

Kanselverhalen

Dat levert niet per se gemakkelijk theater op. ‘Nederland kent een sterke traditie van ‘kanselverhalen’, iemand die vanaf het podium een helder verhaal vertelt met een duidelijke moraal, waar je het dan eventueel nog mee oneens kan zijn. Maar zo simpel zit de wereld niet in elkaar. Ik zoek naar een vorm die recht doet aan de gelaagdheid en tegenstrijdigheid van de werkelijkheid en dat vraagt inderdaad wel iets van het publiek. Je kunt het vergelijken met het verschil tussen een roman en een gedicht, die moet je ook op een andere manier lezen.’ 

In de voorstelling Rashomon-effect, gemaakt met acteurs van Toneelgroep Amsterdam, speelde Robbrecht expliciet met het verlangen naar een helder verhaal. Het publiek kreeg een moordzaak te zien die uiteindelijk niet werd opgelost. ‘Veel mensen vonden dat onbevredigend en dat was precies waar die voorstelling over ging. Het is verleidelijk om te zeggen: “Joram van der Sloot heeft het gedaan.” En misschien heeft hij het ook wel gedaan, maar er speelt altijd meer mee: de manier waarop mannen in onze maatschappij leren naar vrouwen te kijken, onze sensatielust, allerlei vooroordelen en verwachtingen. Als je echt wilt weten hoe het zit, moet je dat allemaal meenemen.’ 

Geëngageerd cynisme

Nuanceren zonder te relativeren, wrikken aan een moraal die de werkelijkheid geen recht doet – ziedaar het profiel van de geëngageerde cynicus. ‘Tegenwoordig verstaan we onder cynisme een nogal negatieve, kille houding. Terwijl het van oorsprong een filosofische stroming is die juist zeer begaan is met de wereld. Maar dan wel vanuit een kritische, autonome positie. Dat mis ik in het huidige debat. Onze morele reacties zijn vaak zo primair en vluchtig. Na de aanslagen in Parijs is iedereen een paar dagen “Charlie” en dan is het weer voorbij. Als je iets meer tijd en afstand neemt, zie je veel meer, onder andere hoe vluchtig onze verontwaardiging soms is. Ik probeer met een koel hoofd en een warm hart in de wereld te staan. Dan zie je dat we allemaal komische, kwetsbare beestjes zijn met nogal grote ambities.’ 


Tegenwoordig verstaan we onder cynisme een nogal negatieve, kille houding. Terwijl het van oorsprong een filosofische stroming is die juist zeer begaan is met de wereld.


Die houding vormt de basis voor zijn kenmerkende, laconieke stijl, die hij de afgelopen jaren verder uitwerkte. Met het Duitse andcompany&Co maakte hij de voorstellingen De Komende Opstand en Black Bismarck. ‘Ik wordt zekerder van mijn vorm en daardoor voel ik me vrijer om verschillende disciplines te combineren. Omdat ik ook schrijf, speelde tekst vaak een hoofdrol. Op een gegeven moment merkte ik dat we het lichaam vergaten. Nu gebruik ik steeds meer dans als inspiratiebron, waardoor ook de tekst meer gaat “dansen”. Ik kom nu op een punt waar het me niet meer zoveel uitmaakt of het ‘nog’ theater is of ‘al’ performance of dans: acteurs die acteren maar ook dansen, zangers die zingen maar ook acteren. Met andco stond ik ook zelf op het podium.‘ 

Historische onderstromen

Inhoudelijk sloten deze voorstellingen aan bij de thema’s uit Robbrecht’s eerdere werk: het complexe samenspel van geschiedenis en identiteit, van selectief herinneren en vergeten. In De Komende Opstand werd de historische opstand tegen de Spanjaarden en de latere verheerlijking van die periode verweven met de manier waarop we tegenwoordig uiting geven aan politieke onvrede, of juist berusten in de status quo. Black Bismarck ging over de vele vormen waarin het kolonialisme zijn sporen heeft nagelaten in het Europa van vandaag. ‘De eerste grote Europese vergaderingen gingen over de verdeling van Afrika. De Europese eenheid en identiteit hebben wortels in uitsluiting en overheersing. Dat is een aspect van onze geschiedenis dat we graag vergeten, maar dat wel doorwerkt in ons denken.’ 

De fascinatie met historische ‘onderstromen’ ligt ook aan de basis van Robbrecht’s nieuwste voorstelling, The Great Warmachine. ‘Overal in Europa wordt herdacht dat honderd jaar geleden de Eerste Wereldoorlog uitbrak. We spreken dan bezwerende woorden als: “dat nooit meer”. Dat is makkelijk gezegd, want het is inderdaad niet waarschijnlijk dat we ooit nog vier jaar lang in loopgraven tegenover elkaar gaan liggen. Maar je kan toch moeilijk volhouden dat we nu in vrede leven, denk alleen al aan Syrië, Oekraïne en de dreiging van terreur dichter bij huis. Volgens de Franse denker Paul Virilio is de oorlog niet geëindigd in 1918, maar neemt deze enkel steeds nieuwe vormen aan. WOI leidde tot WOII, daarna kwam de Koude Oorlog en daarna een vorm van kapitalisme met wereldwijd verwoestende en ontwrichtende effecten. Die gedaanteverwisselingen zijn het ‘krijgstoneel’ van een oorlog die nog altijd doorgaat.


‘Het is inderdaad niet waarschijnlijk dat we ooit nog vier jaar lang in loopgraven tegenover elkaar gaan liggen. Maar je kan toch moeilijk volhouden dat we nu in vrede leven.’ 


Seksbommen en facebookwarriors

Als je die gedachte accepteert, dan is de volgende vraag: hoe ziet de oorlog er nu uit? Om dat te onderzoeken richten Robbrecht en zijn team de theaterzaal in als een war-room for an extended notion of war. ‘We kennen allemaal de beelden van jongens die vanuit een bunker in Texas bommen afwerpen in Afghanistan, alsof het om een game gaat. Maar er zijn gekkere voorbeelden: het Britse leger heeft vanaf april een speciale eenheid die zich uitsluitend bezighoudt met posten op sociale media. En de Amerikanen schijnen aan een ‘seksbom’ te werken, een wapen dat de hormoonhuishouding in de war schopt waardoor de vijand extreem seksueel opgewonden raakt en dus niet meer kan vechten.’ 

‘Ook als het over oorlog gaat, denken we graag in hokjes: ‘oorlog is slecht, vrede is goed.’ Maar zonder eeuwenlange ontwikkelingen in wapentechnologie waren veel civiele uitvindingen er niet geweest, zoals de stoommachine en het internet. We willen niet dat Nederlandse jongeren gaan vechten in Syrië, maar onze democratisch gekozen regering stuurt namens ons bommenwerpers naar het Midden-Oosten. Kan je dan volhouden dat wij zelf niet aan het vechten zijn? Wat dat betreft is het interessant dat de soldaten in WOI ook het gevoel hadden dat ze niet ‘echt’ aan het vechten waren, omdat ze jarenlang vanuit hun loopgraven lagen te loeren op een onzichtbare vijand. En die jongens in die bunker in Texas hebben ook het gevoel dat ze niet echt aan het vechten zijn. Hoe beter je kijkt, hoe meer je ziet dat we er allemaal middenin zitten.’ 


‘Hoe beter je kijkt, hoe meer je ziet dat we er allemaal middenin zitten.’ 


En wat doet een geëngageerd cynicus met dit soort inzichten? ‘Die helpen óm verder te kijken dan wat voor de hand ligt, om de ‘sound’ en de energie van de oorlog waar wij in leven te vatten en te zien hoe daar nog altijd de Eerste Wereldoorlog in weerklinkt. Dat doen we met de strijdlust van de deserteur: te laf om te vechten, maar moedig genoeg om het slagveld te verlaten.’ 

De Vlaamse schrijver, regisseur en speler Joachim Robbrecht zette bij Frascati Producties een aantal eigenzinnige voorstellingen op zijn naam, waaronder !V.O.C.! Wijde weelderige wereld (i.s.m. De Warme Winkel), Oh Polsko en Rashomon-effect, een coproductie van Frascati Producties en Toneelgroep Amsterdam. Vorig seizoen was hij te zien in Black Bismarck, de voorstelling die hij maakte samen met het Duitse andcompany&co. Ook schreef hij de tekst voor Crashtest Ibsen II: Volksvijand van Sarah Moeremans. Bij Productiehuis en Operadagen Rotterdam maakte Robbrecht o.a. Rosto in Turansueishon en Figaro Desiremachine. Onlangs schreef hij voor Dood Paard de Kerstvoorstelling OMG! XMAS-SHOW! WTF?!. In 2011 ontving Robbrecht de Charlotte Köhlerprijs. 

Bas van Peijpe is dramaturg en scenarioschrijver


THE GREAT WARMACHINE JOACHIM ROBBRECHT /

SHOW MACHINE 

di 03 t/m za 07 maart (première 4 maart)

Frascati 2, 21:00

€15 / 11,5

theater


Een leven lang 
idealistisch theater

OUD EN WIT
ANNEMARIE PRINS

ANNEMARIE PRINS

VOLLEDIGE NAAM: Annemarie Margaretha Prins
GEBOREN: Amsterdam 26 november 1932
LAND: Nederland

Annemarie Prins maakte furore als regisseur van vernieuwend theater. Zij begon haar carrière als actrice na haar opleiding aan de toneelschool in Arnhem maar zag al snel meer in de rol van regisseur. In 1965 richtte ze de politieke theatergroep Theater Terzijde op waarmee ze een nieuwe theatertaal wilde ontwikkelen. Met dit gezelschap maakte ze onder meer de voorstellingen Theater Terzijde over Vietnam en Theater Terzijde over Spanje.

Nadat Theater Terzijde in 1969 ophield te bestaan bleef Prins zich met hart en ziel inzetten voor de vernieuwing van het theater. Zij regisseerde niet alleen bij professionele groepen. Ook bij amateur gezelschappen was zij een veel gevraagd regisseur die bereid was haar talenten ook op dat gebied in te zetten.

In de jaren tachtig richtte zij opnieuw een theatergroep op: De Salon (1985-1989). Hier stond niet meer de politiek maar de mens en diens drijfveren centraal. Met De Salon maakte zij onder meer een reeks voorstellingen gebaseerd op het werk van haar held Samuel Beckett.

Na jaren als regisseur te hebben gewerkt ging zij in de jaren negentig ook weer zelf acteren. Ze speelde in de door haar zelf geschreven monologen Pikkepoezenwals (2003) en Harmoniehof (1997). Voor dit laatste stuk ontving zij in 1998 de Albert van Dalsumprijs. De voorstelling vormde de basis voor haar eerste gedeeltelijk autobiografische roman Zelfbeheersing (2002). Bij het grote publiek kreeg Prins bekendheid als de eigenzinnige oude zus van Annet Nieuwenhuyzen in de serie Oud Geld (1998-1999).

In 2010 reisde de theatermaakster af naar Cambodja om daar met lokale actrices te werken aan een tweede voorstelling over het Pol Pot-regime. In 2012 heeft Annemarie met de ze acteurs en een groep acteurs uit Ruwanda in Ruwanda een voorstelling gemaakt over verwerking van genocides. Dat was een groot succes.

In 2009/2010 was Annemarie op tv te zien in de rol van Annie M.G. Schmidt in de bekroonde 7-delige KRO tv dramaserie Annie M.G..

Sinds 2009 speelt Annemarie diverse boeiende gastrollen in films en series.

THEATER TERZIJDE (1965-1969)

Prins maakte furore als regisseur van vernieuwend theater. In 1965 richtte ze de politieke theatergroep Theater Terzijde op, waarmee ze een nieuwe theatertaal wilde ontwikkelen. Prins maakt "composities" gebaseerd op geluid, audiovisuele beelden, op bewegingen en teksten uit allerlei bronnen. Ze gebruikt de stem en het lichaam van de acteurs als materiaal in de voorstellingen. Met dit gezelschap maakte ze onder meer de voorstellingen Theater Terzijde over Vietnam en Theater Terzijde over Spanje. 

Een zaak Lorca is ons niet bekend (1966)
Het eerste stuk dat het toneelgezelschap opvoert is Een zaak Lorca is ons niet bekend en gaat over de moord van de dichter Federico Garcia Lorca onder het regime van Franco. Met onder andere Matthijs van Heyningen en Willem Nijholt in de hoofdrol. 

1960-1965


​Prins begon haar carrière als actrice na haar opleiding aan de toneelschool in Arnhem, maar koos al snel voor het regisseurschap. Ze maakt naam als regisseur van vernieuwend theater waarbij experimenten met de vorm op de voorgrond staan. De toneeltekst staat niet meer centraal maar de manier waarop de tekst interdisciplinair gestalte wordt gegeven. Als beginnend regisseur van het Leids universitair toneel ontwikkelt Prins zich steeds meer op politieke vlak en ze besluit naar het bloeiende theaterleven in Polen te vertrekken. Het expressionistische theater daar spreekt haar aan evenals de cross-over aanpak.​

foto links: Annemarie Prins en Liesbeth Struppert in de voorstelling De meiden, Toneelschool Arnhem, 1961. 
foto midden & rechts: twee foto's die in die periode van hen gemaakt werden.
Foto: Particam Pictures/MAI.


1990 - 2015


In de jaren negentig gaat ze zelf weer acteren. Voor het autobiografische Harmoniehof (1997) ontvangt Prins de Albert van Dalsumprijs. De voorstelling vormt de basis voor haar eerste gedeeltelijk autobiografische roman Zelfbeheersing (2002). Prins wordt bij het grote publiek bekend door haar optredens in televisieseries als Oud Geld (1998-1999) en Annie M.G. (2010).

Prins reisde regelmatig naar het buitenland om daar theater te maken, zoals met Cambodjaanse actrices over het Pol Pot-regime. Van deze Cambodjaanse voorstelling is in 2012 een nieuwe versie is gemaakt met een gemengde cast van Cambodjaanse en Rwandese spelers.

Op 27 april 2012 werd Annemarie Prins Ridder in de Orde van Oranje-Nassau.

1980-1990

In 1985 richt zij opnieuw een theatergroep op: De Salon. De groep speelt onder meer theaterwerken van Samuel Beckett. Hier staat niet meer de politiek, maar de mens en diens drijfveren centraal.

Recensie van Back to Beckett. Leids Dagblad 10 maart 1988