NIET SPELEN DAT JE TWEE KINDEREN BENT

Tim Etchells over de fascinerende dubbelrol in The Notebook

Het Britse gezelschap Forced Entertainment is al jaren kind aan huis bij Frascati. Ter gelegenheid van hun 30-jarig bestaan presenteren deze vaandeldragers van het vrijgevochten Britse teksttheater een intrigerende monoloog-voor-twee, gebaseerd op de roman The Notebook van de Hongaarse schrijfster Ágota Kristóf. Regisseur Tim Etchells vertelt over de uitdagingen en valkuilen van volwassen acteurs die een jong personage verbeelden.

Backstage, tijdens de repetities, zitten twee mannen van voor in de vijftig gekleed in identiek grijs pak, paarse trui, werkschoenen en bril, en lezen hardop voor uit twee identieke bruine schriften. Ze spreken als uit één mond. De tekst is een verhaal over de oorlog dat zich afspeelt in Hongarije. Twee kinderen komen aan in een klein dorp. Ze zijn daar door hun moeder naartoe gesleept om te schuilen bij een grootmoeder van wie ze niet eens wisten dat ze bestond. In het verhaal gaan ze te voet door het dorp, met in hun armen ieder een koffer en het grote woordenboek van hun vader, dat de één aan de ander overgeeft als het te zwaar wordt. Gezeten aan een houten tafel, omringd door kranten, laptops en koffiebekertjes, spreken Richard Lowdon en Robin Arthur het verhaal precies in koor uit, woord voor woord, adempauze voor adempauze.

Het is vreemd om ze zo tegelijk te zien spreken – vooral omdat we backstage zijn. Het lijkt wel alsof die geheimzinnige tweelingact de twee mannen op een onwerkelijke manier in zijn greep houdt en zelfs in hun vrije tijd is doorgedrongen – vast van plan om zich in kleedkamers en hotelfoyers te manifesteren en vreemde rimpelingen de wereld in te sturen.

Glad ijs

Later op de vloer kijk ik heel aandachtig naar ze en probeer na te gaan in hoeverre ze doen alsof ze die kinderen ook echt zijn. Ja, ze zeggen de woorden van de kinderen – de woorden van de dubbele vertelstem in Agota Kristofs verbazingwekkende roman The Notebook – maar behalve dat is hun aanwezigheid helemaal die van volwassenen, van twee mannen met wie ik al jaren bevriend was en samen voorstellingen maakte toen de tekst van Kristof in 1986 verscheen. In het spelen van de tweeling verbergen ze hun leeftijd niet, maar ze spelen ook niet dat ze twee kinderen "zijn", wat dat dan ook mag betekenen. Tijdens de repetities praten we over ze alsof ze  stand-ins voor de kinderen zijn, zeggen we dat ze de woorden uitspreken uit naam van de afwezige twee fictieve figuren – doen we eigenlijk alles om ons maar niet op het gladde ijs te begeven van de volwassene die een kind speelt.

In 2007 maakte ik een theaterstuk met het Belgische gezelschap Campo, genaamd That Night Follows Day. Een stuk voor een volwassen publiek, gespeeld door een groep kinderen en jongeren. De vorm was eenvoudig; we spraken het publiek met veel gevoel direct aan, en brachten zo in kaart hoe de kindertijd zich verhoudt tot de volwassen wereld. Het stuk reisde over de hele wereld en de reacties waren overal geweldig, maar ik voelde me er toch wat ongemakkelijk bij. Dat zat hem niet in de confrontaties met het publiek over de hypocrisie van de volwassenen, of de observaties over verdriet en liefde die de kinderen uitspraken, of de scènes die doorspekt waren met gevloek en boosheid. Nee, het was juist dat deel van de voorstelling waarin de kinderen stopten met praten en zich op het toneel begonnen uit te leven, alsof ze de geest van het zogenaamd wilde, losgeslagen spelen moesten oproepen. Als ze daar dan zo rondrennend en schreeuwend, elkaar duwend en lachend over de meubels aan het klauteren sloegen, en het gedrag en de energie opriepen die tijdens de pauzes in de repetities zo gewoon en natuurlijk ontstonden, dan zag je het ongemak de scène insluipen. Alsof het zelfs voor kinderen zelf verraderlijk en gevaarlijk is om "kinderen te spelen".

Korte broek en vlechtjes

De volwassen speler die op het toneel een kind speelt is maar al te vaak een waardeloze kerstshow-act, een clichématig afgewerkte routine met korte broek of vlechtjes, wanhopig in zijn pogingen om als kind herkend te worden. Schattig. Tongetje uit de mond. Handjes in de zakken. Nukkigheid. Waterlanders. Pruilen. Vrolijk, naïef, en rondhuppelend in wezenloze blijheid. En wat je na die clichés het meest ziet als volwassenen een kind spelen is een soort hyperdramatisch kind – meer een teken dan een mens, een symbool, een "iets" dat "iets betekenen" wil (onschuld, wreedheid of wat dan ook), een figuur waarbij iedere handeling leesbaar is, en is klaargezet om gelezen te worden.

De naamloze tweelingbroertjes die centraal staan in Kristofs The Notebook verzetten zich sterk tegen dit soort invullingen – ze geven geen krimp bij tegenslag, het zijn zeer zelfstandig denkende wezens, zeer gewiekst en ambivalent, het zijn geweldige, moeilijk te lezen personages. Ze hebben zeker zo hun monsterachtige trekjes, maar zelfs de uitspattingen die ze begaan binnen het door oorlog verscheurde landschap van het boek worden gedreven door een vreemde, weerbare en consequent doorgedreven ethiek. De tweeling is ongekunsteld, direct en oprecht en toch (en dat is het briljante) zijn ze bijna niet te lezen.​

Ambivalent in hun eenvoud

Nu we ongeveer een jaar hebben gewerkt aan de toneelversie van de roman, hebben mijn collega’s en ik het nog steeds over de taal en de handelingen van het centrale duo, en proberen we ze nog steeds te begrijpen. En natuurlijk, net als met zoveel goede literatuur, hoe langer we ernaar kijken, hoe simpeler èn hoe ingewikkelder het wordt. De morele ambivalentie van de kinderen schuilt zeker voor een deel in de gevoelloosheid en het sociale disfunctioneren dat ze delen, maar ook in een zekere onwil om te oordelen over de mensen en situaties die ze tegenkomen. Ze willen de dingen hardnekkig precies zo zien en vertellen als ze zijn. "Echte dingen," zeggen ze ergens in het boek, "geen dingen die zijn uitgevonden" – en ergens anders lichten ze de filosofie toe die duidelijk het raamwerk is geweest van waaruit Kristof de roman schreef: "zonder gevoelens … ons te houden aan … het trouw beschrijven van de feiten", dat wil zeggen: "wat er is, wat we zien, wat we horen, wat we doen".

Deze ongekunsteldheid ligt ten grondslag aan onze productie, die op dinsdag in het kader van LIFT  in het Battersea Arts Centre in première gaat. Ons doel was om van het zwartkomische verhaal van Kristof iets te maken dat tegelijkertijd volledig transparant en verwarrend complex is – een parabel over behoefte en overleven in tijden van oorlog, verteld door twee volwassenen in de woorden van twee fictieve kinderen.

Tim Etchells over The Notebook, te zien in Frascati op wo 5 & do 6 november.